zondag 9 oktober 2011

ONTMOETINGEN

• Samenleven, naast elkaar
'Gekoloniseerden' en kolonisatoren vormden geen homogene samenleving. Pietluttige voorschriften regelden de scheiding tussen 'blanken' en 'zwarten' op het vlak van wonen, vrije tijd, onderwijs, vervoer en gezondheid.



'Congo Belge - District de l'Equateur - Station de Coquilhatville - Hôpital des noirs'
Oorspronkelijk onderschrift
Briefkaart Nels
Coquilhatstad
Omstreeks 1909?
KMMA Geschiedenis

Deze 'segregatie' was zeer duidelijk in de organisatie van de steden. Elisabethstad was een klassiek voorbeeld van een dergelijke verdeelde stad: een 'neutrale zone' scheidde de 'Europese' van de 'inlandse' wijken en de circulatie tussen de twee stadsdelen was gereglementeerd.

René Schoentjes
'Schéma d'une ville congolaise'
Bulletin des Séances
Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut
Brussel
1933
KMMA Centrale bibliotheek

• De wereld van de anderen 
Op het werk of tijdens de vrije tijd waren er nochtans tezelfdertijd 'ontmoetingen' en persoonlijke contacten tussen Afrikanen en Europeanen van verschillend sociaal niveau of achtergrond.
Zo is er het voorbeeld van Renée Lestrade-Simul (1900-1949) die als verpleegster-missionaris een veldstudie maakte over kindersterfte en het sterftecijfer in het kraambed. De ontmoeting was zeer vruchtbaar: de Rwandese vrouwen vertrouwden haar hun familiale en medische geschiedenis toe. 

• Onderwijs
- De Belgische koloniale staat had het plan opgevat een basisopleiding te verzekeren aan een maximaal aantal Congolese kinderen. Tot in de jaren 1950 steunde deze onderwijspolitiek enkel op de katholieke en protestante missies. Aan de vooravond van de onafhankelijkheid was de kolonie trots op het netwerk van lagere scholen, dat heel Congo omvatte. 

Een klas in Kisantu
Fotograaf onbekend
KMMA Geschiedenis

- Hoger onderwijs werd gedurende lange tijd enkel verstrekt door de grote seminaries met als doel het opleiden van priesters. Hier werd een Congolese elite gevormd.
Stefano Kaoze was de eerste Congolese priester sinds de 16de eeuw. Hij werd in 1917 in Boudewijnstad gewijd en oefende een grote invloed uit op de roeping van anderen. Kaoze onderscheidde zich door zijn geschriften over het vermogen van de Congolezen om het christendom te integreren 

Stefano Kaoze in zijn seminaristenkamer
Foto E. Gourdinne
Katanga
1918
KMMA Geschiedenis

- Van universitair onderwijs was in Congo pas sprake in de periode 1954-1956. Bij de onafhankelijkheid telden de universiteit Lovanium in Leopoldstad en de officiële Universiteit van Congo in Elisabethstad in totaal 420 'Afrikaanse' studenten.

Congolees medisch personeel werd gevormd in de strijd tegen de endemieën, de epidemieën en de kindersterfte.

- Opleidingen voor handarbeid stonden centraal en waren gericht op het leveren van geschoolde arbeiders voor de landbouw, de ambachten en de industrie. 

Draaibank-opleiding in de beroepsschool van Lusambo
Foto E. Gourdinne
Lusambo
1918
KMMA Geschiedenis

- Wanneer meisjes en jonge vrouwen de kans kregen om onderwijs te volgen, werd hen, net als in België, aangeraden de huishoudschool te volgen om opgeleid te worden tot goede echtgenotes en dito huisvrouwen. 

'Huishoudelijk onderwijs: de naailes in de Beroepsschool voor Meisjes te Basoko in de Oostelijke Provincie'
Oorspronkelijk onderschrift
Foto Versluys
Basoko
1924
KMMA Geschiedenis

• Verschillende visies
In de marge van de hiërarchisch opgebouwde koloniale maatschappij vonden ookuitwisselingen tussen Europeanen en Congolezen plaats.

Zo startte de kunstenaar Pierre Romain-Desfossés na WO II een experimenteel atelier op dat openstond voor jong en minder jong talent en waar uiteenlopende en originele technieken werden uitgeprobeerd. De kunstenaars putten uit hun eigen culturele achtergrond, aldus bijdragend tot de nieuwe stedelijke cultuur. 

De Franse schilder Pierre Romain-Desfossés tussen zijn souvenirs
Foto C. Lamote
Elisabethstad-'Atelier d'Art indigène', 1950
KMMA Geschiedenis

Toen West-Afrikaanse immigranten de populaire Cubaanse muziek in de steden introduceerden, herkenden de Congolezen zich in in deze muziek op het vlak van ritmiek, dans, stemplaatsing en polifonische structuren. Prompt eigenden ze zich dit muziekgenre opnieuw toe. De 'Congolese rumba' zag het licht aan het einde van de jaren 1940.

Augustin 'Roitelet' Moniania, André Scohy, Marcelle Ebibi, Bill Alexandre, Alex Dumoulin en Bemi tijdens een opnamesessie in de studio's van Radio Congo Belge.
Foto C. Lamote
Leopoldstad
Jaren 1950
KMMA Geschiedenis

Dit nieuwe muziekgenre kon rekenen op de steun van een heel dynamische platenindustrie, gelanceerd door Griekse handelaars en Belgische muzikanten, en van de radio.
Minder dan twee decennia later werd deze muziek internationaal het symbool van de Afrikaanse moderniteit.


TRANSACTIES


• De oude handelsvormen worden terug opgenomen
In een eerste fase ent de koloniale economie zich op de bestaande handelsvormen.
Textiel, wapens, kleine werktuigen en verbruiksgoederen kunnen worden ingevoerd dankzij de uitvoer van onmiddellijk exploiteerbare producten zoals olie, ivoor, rubber, koffie. Deeerste Europese ondernemingen vestigen zich in Congo met de bedoeling de controle over de handelssystemen te verwerven en de productiviteit ervan op te voeren.
Meer goederentransport door het inzetten van meer dragers
Het langzame en dure transport met dragers bemoeilijkt de handel tussen de kust en het binnenland. Om dit te verhelpen en de capaciteit van de bestaande netwerken op te voeren, keren de eerste koloniale regimes terug naar het systeem van de gedwongen draagdienst. Pas met de komst van de spoorweg, de stoomvaart en de eerste vrachtwagens in de jaren 1925-1930 komt er definitief een einde aan het transport met dragers.

De oogst van wilde rubber 
Oogst van lianenlatex in het woud.
Foto toegeschreven aan Michel
Lusambo
1897
KMMA Geschiedenis

Het spontaan in het wild groeiende hevearubber wordt in het Braziliaanse Amazonegebied op kleine schaal geoogst. Maar de Braziliaanse productie volstaat niet voor de nieuwe behoeften van de industrie. Dat brengt ook in het Congobekken een speculatie op gang. Daar gedijen immers de rubberlianen (Landolphia) en het rubbergras (Carpodinus). De bevolking wordt, vaak met geweld, verplicht om rubber onder de prijs te leveren.
Roger Casement 

In de jaren 1900 bezoekt Roger Casement (1864-1916), Brits consul in achtereenvolgens Congo en Brazilië, persoonlijk de afgelegen wouden van Boven-Congo en van het Amazonegebied, waar rubber onder dwang wordt geoogst. In beide gevallen worden de woudbewoners mishandeld en worden de overvloedige winsten van de rubberkoorts ver van de productieplaats besteed. Het Congolese schandaal krijgt meer ruchtbaarheid dan de indiaanse slavernij in Brazilië. Met betrekking tot Congo dacht Casement dat hervormingen op korte termijn zouden kunnen worden uitgevoerd. Het vraagstuk over het geweld in de Staat van Leopold II en over het al dan niet bestaan van een genocide in Congo in deze periode, komt zowel in dit hoofdstuk als in het hoofdstukHierarchieën aan bod, telkens belicht vanuit een andere invalshoek. 

• Een nieuwe economie wordt aangezwengeld 
Tussen 1910 en 1960 wordt de exploitatie van grondstoffen op bevel van 'hogerhand' versneld. Investeringen, wetenschappelijk onderzoek, het gebruikmaken van hoger gekwalificeerd 'menselijk kapitaal' en het toespitsen van de Congolese landbouwproductie op duurzame gewassen worden aangemoedigd.

- Het Nationaal Instituut voor de Landbouwstudie in Belgisch-Congo (Nilco), dat in 1934 door Leopold III werd ingehuldigd, boekt successen op het vlak van tropische agronomie (palmolie, thee op grote hoogte, "bananes plantain"...) die tot buiten de grenzen van Congo weerklank vinden.
De landbouwsector wordt gereorganiseerd. Naast de autochtone productie voor eigen consumptie komt er een marktgerichte koloniale productie die op loondienst steunt. De hele koloniale periode lang blijft de dorpseconomie de grootste werkgever voor de actieve bevolking. 

De ontwikkeling van de mijnbouw 

De mijninvesteringen brengen heel wat nevenactiviteiten met zich mee: spoorweginfrastructuur, urbanisatie, bijbehorende industrieën, een voedingssector, enz. In de tentoonstelling vindt men enkele voorbeelden.
- De UMHK (Union Minière du Haut-Katanga) ligt aan de basis van de moderne koperindustrie in Katanga.
In 1959 is de UMHK goed voor ongeveer een derde van de Congolese uitvoer. Ze vormt gekwalificeerde Afrikaanse arbeidskrachten die in familieverband in kampen vlakbij de werkplaats leven. De UMHK vormt een echte 'staat binnen de koloniale Staat'.
- De maatschappij Forminière start de exploitatie van diamant in 1913. Voor de koloniale staat, die voor de helft mede-eigenaar is van de Forminière, vormt diamant een belangrijke bron van inkomsten. Congo wordt en is nog steeds de belangrijkste producent ter wereld van industriële diamant. 
Zoeken naar diamant.
                                                             Fotograaf onbekendKasaïBegin 20ste eeuwKMMA Geschiedenis

- In 1915 wordt in Shinkolobwe uraniumerts ontdekt dat erg veel radium blijkt te bevatten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog levert de UMHK aan de Verenigde Staten meer dan 70% van het uranium dat wordt gebruikt voor de productie van de eerste atoombommen…

- Naast deze grondstoffen biedt het Congobekken een aanzienlijk potentieel aan energie uit waterkracht. Grote energieverbruikers waaronder UMHK brengen als eerste de hydro-elektrische energiebronnen tot ontwikkeling. In 1957 zorgden de stuwdammen van Katanga bijvoorbeeld voor 84% van de hydro-elektrische energie in Congo. 

Het transport wordt gemoderniseerd 

Transportnetwerken worden onafhankelijk van elkaar ontworpen, in functie van de uitvoer van de productie en zonder enige bekommernis om de regionale integratie.
- De riviervaart met stoomkracht komt tot ontplooiing vanaf de jaren 1890.
- Ook het spoor wordt uitgebouwd.
De aanleg van de lijn Matadi-Leopoldstad, ingehuldigd in 1898, werd in die tijd beschouwd als een krachttoer. 132 Europeanen van diverse nationaliteit en 1.800 Afrikaanse en Chinese arbeiders lieten het leven op de werf. 

Aanleg van de spoorweg Matadi-Leopoldstad. De voorlopige brug over de Kenge
Foto Aalmoezeniers van de Spoorweg
1894
KMMA Geschiedenis

- In 1923 richten de Belgische staat en de kolonie gezamenlijk SABENA op.
In 1921 gaat Congo prat op de eerste reguliere luchtvaartlijn van Afrika die Leopoldstad en Stanleystad verbindt.
- De fiets is voor de opkomende sociale categorieën in het koloniale Congo het eerste symbool van de moderne mobiliteit. In 1958 bezat in Elisabethstad elk gezin, zowel arbeiders als bedienden, minstens één fiets. 

Atelier voor de assemblage van fietsen.
Foto C. Lamote
Leopoldstad
Jaren 1950
KMMA Geschiedenis

• Kapitaalconcentratie 
Terwijl de dorpseconomie een essentiële rol blijft spelen in het koloniale Congo, wordt dekapitalistische economie gecontroleerd door de Generale Maatschappij van België en enkele Atlantische partners. In 1906 wordt de GM betrokken bij drie projecten in Congo: de UMHK, de Forminière en de Compagnie de Chemin de fer du Bas-Congo au Katanga (BCK).




HIËRARCHIEËN

• Afrikaanse dromen
Vanaf de jaren 1870 groeit in Europa en in het Nabije Oosten de belangstelling voor Afrika. Verslagen van reizigers dragen bij tot het ontwaken van de 'Afrikaanse droom' : dromen van veroveringen, religieuze bekering en economische ontginning.

In 1884-1885 brengt de Conferentie van Berlijn de vertegenwoordigers samen van de Europese mogendheden, de Verenigde Staten en Turkije, met het oog op het vastleggen van regels voor toekomstige interventies in Afrika. Leopold II maakt van deze context gebruik om de door Stanley voor rekening van de koning en zijn Association Internationale du Congo (AIC) in bezit genomen gebieden in het Congobekken, internationaal te doen erkennen. 

Op papier zag de kolonie er uit als een moderne staat met wetten en officiële diensten maar in werkelijkheid werd ze veeleer beheerd als een privé-onderneming... 







Portret door Frederick Havill (National Gallery, Londen)
David Livingstone, L.L.D., D.C.L., F.R.S.
Africa 1840-1873
KMMA Geschiedenis

• De Onafhankelijke Congostaat
De grenzen van de Onafhankelijke Congostaat werden vastgelegd na bilaterale onderhandelingen met de Europese mogendheden die zich in dat gebied bezittingen hadden toegeëigend. Daartoe was er ter plaatse een beleid van verkenning en bezetting nodig, wat altijd ook moest steunen op wisselende lokale allianties. 


Vlag van de Onafhankelijke Congostaat op de post van La Romée.
Foto F. Van Goitsenhoven
La Romée
1900
KMMA Geschiedenis

Op het terrein kreeg de staat bijvoorbeeld af te rekenen met Afrikaanse krijgsheren en Afro-Arabische ivoorhandelaars. De overwinningen brachten in België een golf van nationale trots op gang.


Een ivoorkaravaan staat op het punt om naar Matadi te vertrekken.
Fotograaf onbekend
Leopoldstad
1892
KMMA Geschiedenis

Al snel echter werd het imago van de Onafhankelijke Congostaat in België en in het buitenland besmeurd. Via verschillende kanalen sijpelden er geruchten door over allerleibrutaliteiten bij de rubberoogst. Leopold II stuurde een Internationale Onderzoekscommissie.
Gealarmeerd door de buitenlandse kritiek en vastbesloten om een eind te maken aan een bewind dat op misbruiken stoelde, nam België op15 november 1908 de soevereiniteit over alle gebieden van de Onafhankelijke Congostaat over.
Onder het Belgische regime werd Congo een integrerend bestanddeel van de Belgische "natie". Nu een bladzijde was omgedraaid, 'vergat' men de misbruiken die onder Leopold II waren gepleegd. Leopold II werd beschouwd als een 'geniaal stichter' en Congo als een modelkolonie. 


• Naar een 'modelkolonie' 
Het 'voorbeeldige koloniale regime' dat boven alle verdenking moest staan, ontwierp een door Brussel gecontroleerd hiërarchisch en paternalistisch systeem om de kolonie op efficiënte en economisch autonome wijze te besturen, waarbij de niet-administratieve taken (onderwijs, infrastructuurwerken, geneeskunde) zoveel mogelijk uit handen werden gegeven.

Dit systeem was ook autoritair: ondanks het Koloniaal Charter, dat als grondwet van Belgisch-Congo fungeerde, werd pas vanaf de jaren 1930 voorgoed een einde gemaakt aan de dwangarbeid. De vrijheden van pers, samenkomst en vereniging traden pas vanaf 1959 in werking. In de jaren 1950 versterkten de idealen van materiële modernisering de overtuiging dat Congo een 'voorbeeldkolonie' was. Met een gerust geweten brachten de aan Congo gewijde afdelingen op de Internationale Wereldtentoonstelling van 1958 een boodschap van materieel optimisme. 



- Op het terrein bestond de bestuurlijke hiërarchie uit een gouverneur-generaal die het lokale bestuur beheerde en rekenschap aflegde bij de minister van Koloniën; een territoriale administrateur die op het terrein moest waken over de dagelijkse uitvoering van de taken van de staat (inning van belastingen, landbouwwerken, openbare werken, hygiëne in de dorpen, inheemse tribunalen, enz.)en een chef médaillé.
In theorie werd de chef gekozen en bestuurde hij zijn gebied volgens het gewoonterecht. In de praktijk had dit systeem zijn begrenzingen. De administratie wilde de samenleving zien evolueren volgens haar eigen opvattingen - en die verschilden vaak van wat door het gewoonterecht werd voorgeschreven. 



Minister van Koloniën Louis Franck (1918 - 1924) met dorpsbewoners
Fotograaf onbekend
Belgisch-Congo
1920
KMMA Geschiedenis

De chef die de medaille van de koloniale staat droeg, symboliseerde de deelname van de lokale autoriteiten aan de administratie. In de praktijk werden de volgzaamste chefs aangesteld. 


De grote gemachtigde chef Ikongasamo', gedecoreerd met de medailles van Oorlogsinspanning 1940-1945 en van de Koninklijke Orde van de Leeuw
Foto H. Philips
Lusambo
Jaren 1950
KMMA Geschiedenis

Zowel katholieke als protestantse missionarissen hadden een aandeel in de evangelisatie van Congo.
Het bestuur van Belgisch-Congo vertrouwde de missionarissen in grote mate de sociale, culturele en medische zaken toe. In 1947 vertegenwoordigden de katholieke en protestantse religieuzen 21% van de actieve Europese bevolking van Congo. In een zeer mannelijke kolonie vertegenwoordigde de wereld van de missies het grootste deel van de beroepsmogelijkheden voor Europese vrouwen.

- De Weermacht, tegelijk leger en politie, vormde de ruggengraat van de koloniale macht. Het Europese kaderpersoneel (België, Scandinavië, Italië, etc.) en de Afrikaanse soldaten (West-Afrika, 'Zanzibarieten', etc.) werden langzamerhand vervangen door lokale rekruten met een Belgische staf. 



De Weermacht in Buta.
Fotograaf onbekend
Buta
1930
KMMA Geschiedenis

- Met de epidemie van de slaapziekte van 1900 in het achterhoofd, legde de Belgische koloniale geneeskunde zich vooral toe op het bestrijden van grote epidemieën. Vanaf 1930 organiseerde de staat een officieel gezondheidsnetwerk met vaste en mobiele eenheden dat werd aangevuld met hospitalen en dispensariums van religieuze missieposten en grote bedrijven. 

Onderzoek van een door melaatsheid besmette zieke
Foto C. Lamote
Jaren 1950
KMMA Geschiedenis

In de jaren 1950 bestond er heel duidelijk een behoefte om de banden tussen de kolonie en het moederland aan te halen. De idee circuleerde om via een grondwetsherziening Congo op te nemen in het nationale Belgische territorium als 'tiende provincie'. Amper vijf jaar na de triomfantelijke rondreis van Boudewijn in 1955 werd Congo onafhankelijk...



In de jaren 1950 bestond er heel duidelijk een behoefte om de banden tussen de kolonie en het moederland aan te halen. De idee circuleerde om via een grondwetsherziening Congo op te nemen in het nationale Belgische territorium als 'tiende provincie'. Amper vijf jaar na de triomfantelijke rondreis van Boudewijn in 1955 werd Congo onafhankelijk...

In de jaren 1950 bestond er heel duidelijk een behoefte om de banden tussen de kolonie en het moederland aan te halen. De idee circuleerde om via een grondwetsherziening Congo op te nemen in het nationale Belgische territorium als 'tiende provincie'. Amper vijf jaar na de triomfantelijke rondreis van Boudewijn in 1955 werd Congo onafhankelijk...

In de jaren 1950 bestond er heel duidelijk een behoefte om de banden tussen de kolonie en het moederland aan te halen. De idee circuleerde om via een grondwetsherziening Congo op te nemen in het nationale Belgische territorium als 'tiende provincie'. Amper vijf jaar na de triomfantelijke rondreis van Boudewijn in 1955 werd Congo onafhankelijk...



maandag 26 september 2011

Terug in de tijd

De koloniale periode stelt slechts een ogenblik voor in de lange geschiedenis van Midden-Afrika.
Zo is er bijvoorbeeld vanaf de 7de eeuw onafgebroken bewoning geweest in de depressie van de Upemba. Er werden meer dan 40 necropolen aangetroffen.
De keramische en metalen grafvoorwerpen waarmee de afgestorvenen werden begraven, leren ons veel over hun leefwijze.
Op basis van het onderzoek van al deze necropolen kunnen we meer dan 10 eeuwen geschiedenis reconstrueren.
Elke periode, verbonden met een afzonderlijke 
materiële cultuur, kreeg een eigen naam: het Kamilambiaan (omstreeks de 7de eeuw), het Kisaliaan (8ste-13de eeuw), het Kabambiaan (13de-17de eeuw…)



Graf 25 van Sanga

Reconstructie van de manier waarop met nagels de steel van een bijl uit het Oud-Kisaliaan was versierd.
Tekening KMMA Prehistorie


De 16de en 17de eeuw is een tijd van wederzijdse ontdekkingen. Uit deze periode zijn er geschreven bronnen van Europese oorsprong, maar met een groot aantal gegevens uit Afrika. Een voorbeeld hiervan zijn de Naukeurige Beschrijvinge (Amsterdam,1668) van de humanist Olfert Dapper. 


Olfert Dapper


Iacob van Meurs

De koning van LoangoKopergravureO. Dapper Naukeurige Beschrijvinge der Afrikaensche gewesten, van Egypten, Barbaryen, Libyen, Biledulgerid, Negroslant, Guinea, Ethiopiën, Abyssinie Amsterdam1668KMMA Geschiedenis


In de 16e en 17e eeuw speelde, in bepaalde delen van West-Centraal-Afrika, de evangelisatie een hoofdrol in de zoektocht om Europeanen en Afrikanen te verenigen in eenzelfde leefwereld.

De kapucijn-missionaris Giovanni Antonio Cavazzi de Montecuccolo (1621-1678) reisde meerdere malen naar Angola en bepaalde streken in Congo. Zijn kroniek van de geschiedenis van de koninkrijken van Kongo, Matamba en Angola is een essentiële bron van kennis over deze streken.



Giovanni Antonio Cavazzi de Montecuccolo
Begrafenis van koningin Njinga
Aquareltekeningen
Araldi-manuscript
Matamba
1665
Familieverzameling Araldi, Modena

Van de 15de tot de 19de eeuw steunden de koloniale economieën van de Nieuwe Wereld bijna allemaal de slavenhandel. Het totaal aantal slaven dat vanuit Afrika werd geïmporteerd, wordt op meer dan 10 miljoen geschat. Het geweld dat met de slaventrafiek gepaard ging, is wel bekend. Eind 18de eeuw kwam in Europa het abolitionisme tot ontwikkeling. 





'Handel in negers. Wat een schandelijke overeenkomst. De ene verhandelt wat aan niemand toebehoort. De andere verkoopt het eigendom van de natuur.' 
KopergravureZonder plaatsbepaling Ongedateerd KMMA Geschiedenis



Trivia

De onafhankelijkheidsverklaring door koning Boudewijn 

muitende soldaten: het begin van 5 jaar burgeroorlog

Patrice Lumumba bij zijn arrestatie

paniek bij de blanken sie massaal zullen uitwijken



Congo-België: wisselwerking


Heel wat tradities uit de koloniale periode zijn blijven doorwerken in de post-koloniale Congolese staat en samenleving. Daaronder: een sterke tendens tot centralisatie en bureaucratisering, of de organisatie-structuur van onderwijs en rechtspraak.
De invloed van Congo op België heeft zich voornamelijk gemanifesteerd op economisch vlak: Union Minière, non-ferro metaalnijverheid, ontwikkeling van de Antwerpse haven en diamant-sector. Van het vroegere mijn-imperium van de Union Minière (nu: Umicore) in Katanga blijft niets meer over. Eerst de staat (Gécamines) en nadien andere privé-ondernemers zijn in de plaats gekomen. Toch bedrijft ook vandaag nog de Belgisch-Congolese ondernemer George Forrest mijnbouw in Katanga.


Feest in het Brusselse Matonge

Naar schatting verblijven vandaag (2009) nog ruim 4.000 Belgen in de Democratische Republiek Congo, terwijl de Congolese gemeenschap in België meer dan 16.000 leden telt. De Brusselse wijk "Matonge" (Naamse poort) is een traditioneel trefpunt van de Congolese gemeenschap in België.

Congo-Zaire na 1960


De rebellie die in juli 1960 in Thysstad (Neder-Congo) begon, spreidde zich uit over de rest van Congo. In september 1960 zette eerste-minister Lumumba president Kasa-Vubu af, die op zijn beurt Lumumba uit zijn positie ontheven verklaarde. Lumumba werd uiteindelijk gearresteerd en zou in januari 1961 onder verdachte omstandigheden worden vermoord, uitgeleverd aan zijn rivaal Moïse Tsjombe die toen, met Belgische steun, de rijke mijnprovincie Katanga van het centrale bestuur in Leopoldstad had afgescheurd (In 2002 zou België zich officieel verontschuldigingen voor haar rol in de eliminatie van Lumumba). De gevolgen van deze moord zijn 40 jaar later nog immens.
Moise Tsjombe
Door verschillende rebellieën en afscheidingsbewegingen dreigde Congo op korte tijd volledig uit elkaar te vallen. De autoriteit van de centrale regering beperkte zich vaak de facto tot de hoofdstad. Hoewel Congo onafhankelijk was, grepen Belgische paracommando's verschillende keren militair in. Pas in 1964-5 stabiliseerde de toestand enigszins, onder meer door de re-integratie van Katanga en het einde van de Simba-rebellie in Stanleystad (province Orientale). Kort daarop maakte leger-kolonel en hoofd van de generale staf Joseph Désiré Mobutu een einde aan de politieke impasse door zelf de macht te grijpen.

Désiré  Mobutu
Mobutu genoot de steun van het westen, en in het bijzonder van de Verenigde Staten. Hij voerde aanvankelijk een beleid van consolidatie en economische ontwikkeling (Inga-stuwdam). Om zich duidelijker af te zetten tegen het voormalige koloniale bewind, lanceerde hij een campagne van Congolese 'authenticiteit', waarbij onder meer de koloniale plaatsnamen werden geschrapt: Leopoldstad werd Kinshasa, Stanleystad werd Kisangani, Elisabethstad Lubumbashi, enzovoort. De relaties met België bleven intens, maar werden overschaduwd door de financiële kwesties die na de onafhankelijkheid onopgelost waren gebleven ("le contentieux"). In 1970, naar aanleiding van de tiende verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid, bracht koning Boudewijn een feestelijk bezoek aan Congo.

Wilfried Martens
In de jaren 1970 radicaliseerde het bewind van Mobutu aanzienlijk. De 'Mouvement populaire de la Révolution' of MPR, waarvan Mobutu de président-fondateur was, vestigde zich stevig als eenheidspartij. De politieke repressie nam toe. Mobutu herdoopte de republiek Congo tot Zaïre. De zogenaamde 'zaïrisation' van het economisch leven, leidde tot een exodus van buitenlandse werkkrachten en een economisch fiasco, waarvan de Congolese economie niet meer herstelde. In de jaren 1980 gleed het Mobutu-regime verder af in wanbeheer en corruptie. De relaties met België werden gekenmerkt door ups en downs en waren vaak gespannen. Bij een staatsbezoek liet de Belgische eerste-minister Wilfried Martens zich de vaak geciteerde woorden ontvallen: "Ik hou van dit volk en van zijn leiders". Toen Mobutu na het einde van de Koude Oorlog ook de steun van het westen, en in het bijzonder van de Verenigde Staten, dreigde kwijt te spelen, leken zijn dagen geteld. In 1990 werd een voorzichtige democratisering in het vooruitzicht gesteld, maar door handig gemanoeuvreer wist Mobutu het door hemzelf op gang gebrachte proces uiteindelijk te saboteren. De brutale moordpartij op de campus van de universiteit van Lubumbashi in mei 1990 leidde tot een totale diplomatieke breuk tussen België en Congo. Uiteindelijk werd Mobutu in 1997 ten val gebracht door een interne rebellie onder leiding van Laurent-Désiré Kabila. Kabila riep zich uit tot president en veranderde de naam van Zaïre opnieuw in Democratische Republiek Congo. In 2001 werd hij vermoord en opgevolgd door zijn zoon Joseph Kabila, die in verkiezingen in 2006 - de eerste vrije nationale verkiezingen in Congo sinds 1960 - in zijn ambt bevestigd werd.

Laurent-Désiré Kabila

Joseph Kabila
Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid op 30 juni 2010, brachten de Belgische koning Albert II en eerste-minister Yves Leterme een officiëel bezoek aan de voormalige kolonie.

Onafhankelijkheid


Bij het begin van de jaren 1950 was van een politieke ontvoogdingsstrijd - laat staan van een onafhankelijkheidsstreven - onder de Congolese elites nog geen sprake. Toch was het duidelijk dat Belgisch-Kongo niet immuun kon blijven voor de ontwikkelingen die sedert het einde van de Tweede Wereldoorlog de koloniale zekerheden aan het wankelen brachten. De onafhankelijkheid van de Britse, Franse en Nederlandse kolonies in Azië, onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog, maar meer nog de onafhankelijkheid van Ghana in 1957 en de opflakkerende onafhankelijkheidsoorlog in Algerije, oefenden zeker een invloed uit. In 1955, na het bezoek van koning Boudewijn aan de kolonie, bond Jef Van Bilsen de kat de bel aan door de publicatie van een opgemerkt "Dertigjaren plan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika" in de Gids op Maatschappelijk Gebied. Toen de Franse president De Gaulle in augustus 1958 in Brazzaville de Franse kolonies in Afrika de vrije keuze bood tussen een blijvende associatie met Frankrijk of de volledige onafhankelijkheid, ging dit niet onopgemerkt voorbij in Leopoldstad, aan de overkant van de Congo-stroom.


Joseph Kasavubu

De politieke organisatie in Belgisch-Kongo stond in het midden van de jaren 1950 nog in de kinderschoenen. De eerste semi-politieke organisaties waren meestal op etnische leest geschoeid, zoals de ABAKO van Joseph Kasavubu (Association culturelle des Bakongo, gesticht in 1950). In juli 1956 publiceerde de christendemocratisch geïnspireerde groep 'Conscience africaine' een manifest dat in gematigde termen opriep tot de emancipatie van Congo. Tegenover deze snel groeiende aspiraties verliepen de hervormingen op het terrein erg moeizaam. Vanaf de late jaren 1940 had de koloniale overheid geëxperimenteerd met een beperkte uitbreiding van de burgerrechten voor een kleine elite van zogenaamde "évolués". Congolezen die voldoende geassimileerd werden geacht met de Europese beschaving, konden, onder strenge voorwaarden, een bewijs van burgerlijke verdienste ("mérite civique") of, nog een stap hoger, hun "immatriculatie" verwerven, wat tot juridische gelijkheid met de blanke bevolking leidde. Deze politiek was een mislukking. In het midden van de jaren 1950 voldeden slechts enkele duizenden Congolezen aan de strenge voorwaarden. Bovendien bleken de voordelen - juridische gelijkstelling, gelijke behandeling en het uitzicht op beperkte politieke inspraak - meer theoretisch dan reëel, wat de frustratie onder de évolués voedde.
Justitiepaleis van Elisabethstad-Lubumbashi, opgetrokken in art déco-stijl in de jaren 1920-30 (foto 2010).


In december 1957 werden dan toch de eerste gemeentelijke verkiezingen in Belgisch-Congo georganiseerd waaraan de Congolezen mochten deelnemen, weliswaar enkel in Leopoldstad, Elisabethstad en Jadotstad. Deze leidden tot een duidelijke politisering, bijzonder in Leopoldstad. Een echt keerpunt was de wereldtentoonstelling expo 58 in Brussel, waar de aanwezige leiders van Belgisch-Kongo het leven in België zagen en op de onafhankelijkheidsstrijd in andere kolonies. Het Congolese streven naar onafhankelijkheid kwam in een stroomversnelling. Minister Petillon richtte in juli de "werkgroep voor de studie van de politieke problemen in Belgisch-Kongo" op. In oktober 1958 werd het Mouvement National Congolais (MNC) opgericht, dat zich als nationale beweging boven de stammen stelde, en waarin Patrice Lumumba al gauw een leidende rol speelde.
Op 4 januari 1959, nadat een verboden manifestatie van de ABAKO uit de hand liep, braken in Leopoldstad onverwacht zware rellen uit. De ordediensten hadden enkele dagen nodig om de situatie opnieuw onder controle te krijgen en er vielen talrijke doden. De uitbarsting van geweld bracht een schokgolf teweeg. Op 13 januari 1959 kondigde koning Boudewijn in een radiotoespraak aan dat België aanstuurde op de volledige onafhankelijkheid van Congo "zonder dralen, maar ook zonder lichtzinnige overhaasting". Zonder zich vast te pinnen op een onafhankelijkheidsdatum, stond de regering Eyskens een meer-jarige overgangsfase voor ogen, waarbij, eerst via vrije provinciale verkiezingen gepland voor december 1959 en vervolgens via nationale verkiezingen, een Congolese democratie zou gevestigd worden, waarna de bestuurlijke bevoegdheden geleidelijk aan een Congolees bestuur zouden worden overgedragen. Op het terrein zag de koloniale administratie zich echter geconfronteerd met een toenemende non-coöperatie (bijvoorbeeld het niet betalen van belastingen) en een dreigend afglijden naar een anarchie. Tegelijk werd ook duidelijk dat een belangrijk deel van de Belgen in Congo zich maar moeilijk konden verzoenen met de idee van een nakende Congolese onafhankelijkheid, en zich, verbitterd, in de steek gelaten voelden door Brussel. In die omstandigheden, en tegen de achtergrond van een versnelde radicalisering van de Congolese politieke eisen, slonken de kansen op slagen van een geleidelijke, zorgvuldig geplande onafhankelijkheid zienderogen. De Belgische regering wilde voor alles voorkomen dat zij in een uitzichtloze en bloedige koloniale oorlog verzeild zou raken, zoals Frankrijk was overkomen in Vietnam en Algerije of Nederland in Indonesië, en was daarom steeds meer geneigd de voor onmiddellijke onafhankelijkheid pleitende inheemse leiders hun zin te geven ("le pari congolais").


Patrice Emery Lumumba (1925-1961), eerste-minister van de Republiek Congo, 1960.

In januari 1960 werd in Brussel een ronde-tafel conferentie georganiseerd, waarop de voornaamste Congolese politieke leiders werden uitgenodigd. Patrice Lumumba, die enige tijd voordien voor opruiende taal was veroordeeld, werd voor de gelegenheid uit de gevangenis ontslagen. De ronde-tafel conferentie werd het verrassend snel eens op de voornaamste punten, vooral dankzij het eensgezinde optreden van de Congolese delegatie: algemene verkiezingen in mei 1960 en de totale onafhankelijkheid op 30 juni, de zogenaamde Dipenda. Na de parlementsverkiezingen van 1960, waardoor Patrice Lumumba eerste minister werd en Joseph Kasavubu president, kreeg Belgisch-Kongo de officiële naam Republiek Congo. De macht werd, zoals voorzien, officieel overgedragen op 30 juni 1960. De ceremonie in het paleis van de gouverneur-generaal in Leopoldstad (nadien het Congolese presidentieel paleis), ging gepaard met een veelzeggend incident. Nadat koning Boudewijn in zijn toespraak op ongelukkige wijze het 'genie' van Leopold II en de vruchten van het koloniaal bestuur had geprezen, sprak de kersverse eerste-minister Patrice Lumumba een vlammende repliek uit tegen het Belgische koloniale beleid.
Nauwelijks een week na de overdracht van de soevereiniteit brak een muiterij uit binnen de Openbare Weermacht tegen het nog overwegend Belgische officierenkorps. Het was het signaal voor verspreide onlusten in heel Congo, voornamelijk uitgaande van ontevreden militairen en jongeren, die in vele gebieden de blanke en specifiek de Belgische aanwezigheid viseerden. Een groot deel van de ruim 80.000 Belgen die toen nog in Congo leefden, werd in allerijl, en in vaak traumatische omstandigheden, geëvacueerd door het Belgisch leger.